Verkorte omschrijving arbitrage en spelregels KNBB bij het libre-spel.
De arbitrage vindt plaats onder nauwgezette toepassing van het reglement van de KNBB.
De arbiter mag van de spelers verwachten, dat zij zich sportief gedragen en niets doen waar de tegenpartij zich aan kan ergeren of wat deze hindert.
De arbiter moet zorgen voor gereserveerde stoelen voor de beide spelers.
Tijdens de wedstrijden is het niet toegestaan dat de spelers of niet-spelers zich met de arbitrage bemoeien.
Uitsluitend de aangewezen arbiter beslist het spel.
Omgekeerd is de arbiter volstrekt neutraal en geeft geen commentaar op een speler of op zijn spel, geeft geen tips of aanwijzingen en onthoudt zich van waardeoordelen.
- Aanvang van een partij.
Via de “trekbal” wordt beslist welke speler begint met de afstoot.
De arbiter zorgt ervoor dat de afstoot plaatsvindt met gepoetste ballen.
- Einde van een partij
Als de eerste speler zijn aantal caramboles heeft behaald, heeft de andere speler nog recht op een gelijkmakende beurt. Deze dient dan te beginnen met de afstoot.
De partij is geëindigd als de arbiter, nadat beide spelers evenveel beurten hebben gespeeld, aan de laatste speler de laatste carambole heeft toegekend.
- Fouten
Zodra de arbiter constateert dat er een fout is gemaakt, annonceert hij het juiste aantal caramboles en moet hij de desbetreffende speler het verder spelen beletten.
Het is uitdrukkelijk verboden dat de arbiter de speler vooraf attent maakt op een mogelijke fout.
Hij mag echter wel aan het begin of tijdens een serie de juiste speelbal aanwijzen als de speler daar om vraagt.
Als de arbiter een bal fout telt, hoeft hij deze de fout pas te benoemen als de betrokken speler hier uitdrukkelijk om vraagt.
Van een fout is sprake in de volgende gevallen:
- Als één of meer ballen van het biljart springen
Een bal wordt geacht uit te zijn als hij buiten het biljart valt of via de houten rand weer terug op het biljart valt. Als één of meerdere ballen uit zijn (geweest), dan wordt het spel door de andere speler hervat met de afstoot.
- In geval van touché. De bal blijft liggen waar hij door de touché terecht is gekomen.
Hiervan is sprake als een van de ballen met elk ander voorwerp in aanraking komt, behalve met de pomerans van de eigen keu
- In geval van een doordouwer of biljardé.
Hiervan is sprake als de pomerans nog in contact is met de speelbal op het moment dat deze de andere bal of de band raakt.
- Als de speler op het moment van spelen niet tenminste met één voet de grond raakt
- Als de speler de verkeerde bal speelt.
- Een of meer ballen liggen nog niet stil.
Voor de geldigheid van een carambole is het noodzakelijk dat alle ballen stil liggen voordat er wordt gestoten. De arbiter beslist of dat het geval was.
3. Een fout waaraan een speler geen schuld heeft ( als bijvoorbeeld een passerend persoon tegen zijn keu aanloopt) kan de speler niet worden aangerekend.
Bij verplaatste ballen dient de arbiter de ballen zo nauwkeurig mogelijk in de juiste positie terug te plaatsen.
- Vastliggende ballen
Als de speelbal van de speler die aan de beurt is, vast ligt tegen één van de andere ballen, dan kan de speler kiezen hoe hij verder wil gaan:
- De drie ballen worden op de beginpositie geplaatst, waarna hij weer afstoot
- De speelbal via de losse band of eerst naar de losliggende bal spelen
- Tellen, annonceren (=bekend maken) en posities
- De arbiter telt hoorbaar de gemaakt caramboles zonder hinderlijk te zijn voor spelers of voor de
- geregelde gang van zaken van de partij.
- Indien er geen carambole wordt gemaakt, wordt dat uitsluitend geannonceerd met : “NUL”.
- Na het eindigen van een beurt annonceert de arbiter: ”Noteren” gevolgd door het aantal caramboles, vervolgens de naam van de speler en nog eens het aantal gemaakte caramboles.
Bijvoorbeeld: “Noteren 5, Jaap 5”
- De arbiter controleert of de caramboles juist worden gemeld via het scorebord.
- De schrijver maakt de arbiter bekend wanneer er nog 5 caramboles te maken zijn, waarna deze hoorbaar aftelt.
Maak jouw eigen website met JouwWeb